1595-1626 Goudse Oost-Indiëvaarders Cornelis en Frederik de Houtman

De naam van het Houtmanplantsoen met een monument in Gouda hebben we te danken aan de inspanningen van de gebroeders Cornelis en Frederik de Houtman. In de Gouden Eeuw waren ze actief in de handel op de Oost. Hun avonturen laten zich lezen als een roman die zich afspeelt in de tijd van ontdekkingsreizen en de specerijenhandel en dat ging niet zonder tegenslagen. De helden van toen, zijn de bruten van nu, want de mannen die hun leven in de waagschaal zetten voor de rijkdom van de Lage Landen en zichzelf natuurlijk, gingen over lijken.

Schoolplaat met aankomst van Cornelis op Bantam.

Waarschijnlijk omdat er in Gouda met bier weinig meer te verdienen was na de afscheiding van het Spaanse koninkrijk – Antwerpen was de grootste afnemer hiervan – stuurde bierbrouwer Pieter Jacobszoon de Houtman (lid van de Goudse vroedschap en kapitein van de schutterij) zijn zonen naar Amsterdam om de kneepjes van zeemanskunst onder de knie te krijgen. Cornelis (1565-1599) en Frederik (1571-1627) legden daarmee de basis voor hun rol bij de verovering van de Oost-Indische specerijenmarkt.

Spionnen

De broers waren 35 en 29 jaar oud, toen ze in Lissabon met hun spionageactiviteiten werden betrapt en vastgezet. Ze deden dit in opdracht van de Vlaamse cartograaf Petrus Plancius. Amsterdamse kooplieden hadden de opdracht gegeven, omdat ze probeerden te achterhalen hoe de Portugezen naar Oost-Indië voeren. De Gouwenaar konden pas in 1594 terugkeren nadat ze waren vrijgekocht.

Eerste missie

Het jaar daarop werd de Compagnie van Verre door de Amsterdamse kooplieden opgericht om Bantam op Java te bereiken. Deze reis werd de Eerste Scheepvaart genoemd. De vier relatief kleine schepen die 2 april 1595 van de rede van Texel vertrokken, waren op advies van de gebroeders naar Portugees voorbeeld gebouwd. Beide broers voeren mee. Cornelis als opperkoopman aan het hoofd van de handelsdelegatie.

De expeditie werd geleid door een scheepsraad, bestaande uit alle kapiteins-, koop- en stuurlieden. Van de 249 manschappen overleefden 86 de expeditie. De rest stierf door scheurbuik, uitputting en tijdens de massamoorden op inlanders. Bij gebrek aan bemanningsleden moesten ze het schip dat het meeste water maakte verbranden.

Zeventig op zee overleden bemannningsleden hadden ze op de heenweg in Madagascar moeten begraven, Cornelis maakte indruk, omdat hij een inlander veroordeelde en hem zelf standrechtelijk doodschoot. In Bantam werd Cornelis door de inlandse hoofden gegijzeld, volgens getuigen door ondiplomatiek en onverstandig optreden. Hij zou ook geen tucht en orde onder manschappen hebben gehouden.

Na Bali wilde hij door naar de Molukken, maar de bemanning weerhield hem daarvan. Hij stelde vervolgens voor om daar één schip naar toe te sturen, zodat de rest terug kon keren. Kapitein Jan Meulenaar ging mokkend akkoord en stierf daarna plotseling na een maaltijd. Cornelis leek hem te hebben vergiftigd en werd voor twee dagen in de boeien geslagen. Bij gebrek aan bewijs werd hij vrijgesproken.

De scheepsraad besloot met de drie overgebleven schepen terug te keren naar Holland, waar ze in augustus 1597 arriveerden. De opbrengst was weliswaar geen succes, maar de ontdekking dat het mogelijk was naar Java te varen zonder last te hebben van de Portugezen, was veel waard.

Tweede missie

In opdracht van de Veerse Compagnie vertrokken de broers op 28 maart 1598 opnieuw naar Oost-Indië. Cornelis als bevelvoerder en Frederik als kapitein op een van beide schepen. Op 1 juli 1599 kwamen ze bij Atjeh aan. Cornelis sneuvelde bij een poging van Atjehers om hun schepen te kapen, ze  waren daartoe aangezet door Portugezen. Beide schepen konden ontkomen en keerden in 1600 terug in Vlissingen. Zonder Frederik, omdat die aan land was tijdens de kaappoging en met zijn metgezellen door de sultan gevangen was gezet. De sultan vroeg hem islamiet te worden in ruil voor een belangrijk post. Hij bood zelfs een vrouw, slaven en goederen aan, maar Frederik bleef zijn geloof trouw. Een aantal van zijn medegevangen bekeerde zich wel. Ontsnappingspogingen en uitruilvoorstellen mislukten. Begin 1601 werd hij berecht voor een ontsnappingspging en in de boeien geklonken. In augustus van dat jaar werd hij losgelaten toen Prins Maurits de sultan daartoe kon verleiden met cadeaus.

Het zou tot juli 1602 duren eer Frederik Holland weer zag, Dat was het jaar dat de zogenaamde voorcompagnieën, waar de broers voor voeren, opgingen in de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC).

Frederik had zich in Madagaskarsche talen en het Atjehs bekwaamd . Na zijn terugkomst publiceerde hij een woordenboek, waarin een appendix met de sterrenposities op het zuidelijk halfrond.

Derde missie

In december 1603 vertrok Frederik opnieuw naar de Oost, nu als handelsdelegatieleider van de eerste vloot van de VOC onder admiraal Steven van der Hagen. Doel was niet à priori de handel, maar om zoveel mogelijk schade toe te brengen aan de Spanjaarden en Portugezen.

Op de Molukken confisqueerden ze de Portugese bezittingen.. Vervolgens werd De Houtman aangesteld als gouverneur van Amboina, het eerste territoriale bezit van de VOC. Van de door de admiraal beloofde godsdienstvrijheid voor de roomskatholieken kwam onder De Houtman niets terecht; alle paapse beelden werden vernield en de Portugezen weggestuurd.

Patrouilles met oorlogsschepen waren nodig om de bevolking in het gareel te houden en buitenlandse handelaren weg te jagen. De Houtman bleef landvoogd tot 1611 en keerde vervolgens terug, om zich als rijk man in Alkmaar te vestigen. Jonge Ambonezen had hij meegenomen om opgeleid te worden tot schoolmeester en wat dorpshoofden om predikant te worden.

Graf in Alkmaar van Frederik de Houtman (detail van foto uit artikel in The Geraldton Guardian Mid West Regional WA 24-09-2019 over bezoek van auteur dr Howard Gray van biografie van De Houtman aan Nederland.*

Frederick de Houtman

Vierde missie

Als commandeur over zes schepen scheepte hij een laatste keer in op 28 december 1618. Zijn vloot kreeg bij Kaap de Goede Hoop gezelschap van vijf schepen uit Delft onder Jaap Dedel en belandde op de westkust van Australië.

Zo ontdekten ze ondermeer de eilandengroep die Houtman Abrolhos ging heten.

In 1621 werd hij in Ternate voor drie jaar gouverneur voor de hele Molukken en zette hij zijn eerdere werk voort: inspectie op naleving van de VOC-specerijenmonopolie. Bij gebrek aan plaatselijke arbeiders werden daarvoor slaven uit Madagascar en India ingevoerd. Op de Banda-eilanden had hij te maken met conflicten met Engelse, Portugese en Chinese handelaren.

De drie jaar maakte hij niet vol. Op 30 januari 1624 vertrok hij uit Batavia met het schip Leyden om terug te keren naar Zeeland, waar hij op 16 november van boord ging.

Frederik keerde terug naar Alkmaar in 1626. Hij stierf in het jaar dat volgde en werd begraven in de Alkmaarse Sint-Laurenskerk onder zijn wapen met de afbeelding van een pronkende pauw.


Titelblad van de oudste uitgave van De Houtman's reisverhaal, verschenen na zijn eerste missie. Van het boekje zijn slechts drie exemplaren bekend.

Vloot van Cornelis de Houtman

Expeditie De Houtman ontmoet de bewoners van de Kaap de Goede Hoop.

Cornelis de Houtman

Monument van de gebr. de Houtman in Houtmanplantsoen


Frederik de Houtman bracht zuidelijke sterrenhemel in beeld

Zijn VOC-verleden mag omstreden zijn geweest, maar zijn belang voor de astronomie van het zuidelijk halfrond mag niet worden ontkent. De namen van de twaalf sterrenstelsels, samengesteld uit de sterren hij tijdens zijn reizen zorgvuldig in kaart bracht, worden vandaag de dag nog gehanteerd. Hoe zat dat? 

Zeevaarder Pieter Dircksz Keyser had bij de Eerste Scheepvart instructies gekregen van de beroemde cartograaf Petrus Plancius om de sterren van het zuidelijk halfrond in beeld te brengen. Hij stierf echter voor hij kon terugkeren in september 1596 in Bantam. Plancius kreeg zijn reisjournalen wel bezorgd, waardoor die in 1598 de twaalf sterrenstelsels kon samenstellen die hij aan zijn globe kon toevoegen. 

Frederik de Houtman had onderweg terug de waarneming van de Keyser doorgerekend en nog eens 135 extra sterren vastgelegd. De Houtman verfijnde zijn eerste waarnemingen bij zijn tweede reis en bracht zo 300 sterren nauwkeurig in kaart. De twaalf sterrenstelsel worden tegenwoordig, 400 jaar na dato, nog steeds gebruikt. Keyer en De Houtman gingen de boeken in als de grondleggers hiervan.

De sterrenbeelden zijn: Den voghel Fenicx (Phoenix), De Waterslang (Kleine Waterslang), Den Dorado (Goudvis), De Vlieghe (Vlieg), De vlieghende Visch (Vliegende Vis), Het Chameljoen (Kameleon), Den Zuyder Trianghel (Zuiderdriehoek), De Paradijs Voghel (Paradijsvogel), De Pauw (Pauw), De Indiaen (Indiaan), Den Reygher (Kraanvogel) en Den Indiaenschen Exster, op Indies Lang ghenaemt (Toekan)

Bron en meer hierover: www.lindahall.org nl.wikipedia.org

In de Harmonia macrocosmica van Andreas Cellarius (1661) staat hun kaart met 12 de sterrenbeelden binnen de bekende sterrenstelsels Ptolemy, Argo, Centaurus en Ara afgebeeld. Op de rand de ons vertrouwde sterrenbeelden.


* dr. Howard Gray is fervent diepzeeduiker en onderzoekt Nederlandse scheepswrakken uit de eerste periode van de specerijenhandel. Gray is voorzitter van de Batavia Coast Maritime Heritage Association en Reviews Editor voor Australian Association for Maritime History.  Titel van het boek over Frederik Houtman is: Spice at Any Price: The Life and Times of Frederick de Houtman 1571-1627, UitgeverWestralian Books, 2019 ISBN 0648416917, 9780648416913

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.