1637-1703 Goudse zeeheld Roemer Vlacq roemloos ten onder

In de Gouden Eeuw was de handelsvloot wereldwijd verantwoordelijk voor de rijkdom van de Lage Landen. Maar dat had zijn keerzijde, want er waren letterlijk kapers op de kust. De oorlogsschepen werden ook ingezet bij conflicten tussen de naties. We kennen allemaal de zeehelden Tromp en De Ruyter. Roemer Vlacq kreeg deze heldenstatus niet, net als de Goudse admiraal Jan den Haen. Hij stierf in 1703 aan zijn verwondingen in een ongelijke strijd tegen de Fransen.

Roemer Vlacq werd op 19 augustus 1637 in Gouda geboren. Zijn vader Dirk was zowel arts, apotheker als notaris, zijn moeder Anna Verrijn was zijn vaders tweede vrouw. Roemer koos voor een militaire carrière op zee en werd in 1671 luitenant-commandeur van adviesjacht De Kits bij de kustwacht van Admiraliteit van Amsterdam. Een snel bewapend schip met een bemanning van zo’n 25 matrozen, waarmee niet alleen de contacten tussen de schepen in de vloot werden onderhouden, maar dat ook gebuikt werd als verkenner of als boodschapper.

Al het jaar daarop had hij bij zijn stadsgenoot, schout-bij- nacht Jan den Haen, promotie gemaakt tot kapitein-luitenant. Zo kon Roemer in 1672 als kapitein van fregat De Postiljon een rol spelen in de Slag bij Solebay onder Michiel de Ruyter tijdens de Derde Engels-Nederlandse Oorlog. Hij verloor daarbij twee bemanningsleden, vijf raakten er zwaargewond.

In alle slagen die tijdens die oorlog volgden was hij erbij, met zijn stadsgenoot Cornelis van der Zaan als commandant van het fregat de Brak. Zo ook op 7 en 14 juni 1673 in de Eerste en Tweede Slag om Schoonveld.

 

Toen Michiel de Ruyter een expeditie ondernam tegen Martinique, was Roemer Vlacq eveneens van de partij, nu als gezagvoerder van transportschip de Opperdoes met 16 kanonnen. Zijn stadsgenoot Abraham Taalman voer mee als commandant op de transportfluit Sphera Mundi en werd op die reis tot kapitein bevorderd. De bemanningen van de schepen, die voeren onder de Gouwenaren Pieter Jacobsz de Sitter en Cornelis van der Zaan, vochten mee bij de aanval op Fort de Culsac op Martinique.

Slag bij Tobago

Onder Vlacqs leiding voer het vlaggeschip de Huys van Kruyningen in 1676 in flottielje onder commandeur Jacob Binckes naar West-Indië. Daardoor was hij in 1677 betrokken bij de Eerste Slag bij Tobago tegen de Fransen die de kolonie Nieuw Walcheren op de Nederlandsers wilden veroveren. Kapitein Vlacq toonde zich bepaald geen watje. Hij nam geen halve maatregelen als het nodig was. Zo blies hij op 3 maart bij Tobago zijn eigen schip op, nadat het bij de verdediging van de haven van Scarborough bij Trinidad aan de grond was gelopen en de Fransen het wilden overmeesteren. Het kostte het leven van het grootste deel van zijn bemanning, maar de Fransen schepen die zijn schip hadden geënterd, raakten door deze actie vleugellam. Zwaar gewond overleefde Vlacq deze daad zelf wel en keerde in oktober 1677 in Nederland terug. Tien Nederlandse schepen gingen verloren en zes Franse. Twee Franse schepen werden buitgemaakt. Aan de Franse kant vielen er 1500 doden aan de Nederlandse 300. Volgens verhalen ging het in totaal om 2000 mensen, waaronder 250 vrouwen en kinderen en 300 slaven. 

Het onaangeroerde wrak van de Huys van Kruyningen is pas in 2014 bij toeval gevonden en wordt door maritiem archeoloog Kroum Batchvarov van de University van Connecticut een schatkamer genoemd. Ze vonden ondermeer kanonnen, niet afgeschoten munitie, Delfts aardewerk, tabakspijpen en bakstenen die qua formaat uit Leiden kwamen. Volgens de verhalen kwamen bij deze slag 2000 mensen om, waaronder 250 vrouwen en 300 Afrikaanse slaven.

Er is een film over gemaakt die Tobago 1677 heet.

Wangedrag

Aan het eind van de Frans-Nederlandse Oorlog, bewaakte Vlacq de handelsvloot die in konvooi naar de Golf van Biskaje de Oostzee voer. In 1684 was Roemer nog buitengewoon kapitein. Wat zich daarna heeft afgespeeld is niet bekend, maar in 1692 werd hij op non-actief gesteld wegens insubordinatie. Vier jaar later werd hij door prins Willem III van Oranje gerehabiliteerd en kon hij als gewoon kapitein in dienst treden van de Admiraliteit van Amsterdam, opnieuw om konvooien te beschermen.

Tijdens de Spaanse Successieoorlog bewaakte zijn eskader van vijf oorlogsschepen een koopvaardijvloot met 110 Nederlandse en Engelse schepen, geladen met zout, wijn en suiker. Ze waren 21 mei 1703 vertrokken uit Lissabon en Setúbal. De volgende dag stuitten ze bij de meest westelijke rotskaap van Portugal al op vijf zogenaamde koningsschepen van de Franse marine, gecommandeerd door de markies Alain-Emmanuel van Coëtlogon.

Dodelijk verwond

Bij de Slag bij Cabo da Roca die volgde, gooide Vlacq al zijn schepen in de strijd om de handelsvloot de kans te geven te ontsnappen. De Hollandse oorlogsbodems waren kansloos tegen de enorme Franse schepen, uitgerust met 90 kanonnen op drie dekken.

Vlacq voer zelf op het grootste schip van zijn eskader, de Muiderberg en verloor in de strijd die twee uur duurde, de helft van zijn bemanning. Hij streek de bloedvlag pas toen zijn grote mast kapotgeschoten was. Een arm en een stuk van zijn schouder was hij in de strijd kwijtgeraakt. Zijn doel had hij wel bereikt, want de handelsvloot had kunnen ontsnappen.

Wat over was van zijn doorzeefde schip werd daarna door de Fransen in brand gestoken. De andere vier schepen, de Roosendael, Rotterdam, Beschermer en Gaasterlandt werden geconfisqueerd en toegevoegd aan de Franse marinevloot. De gevangen genomen bemanningsleden werden naar de Zuid- Franse marinehaven in Toulon gebracht, waar Vlacq op 17 juli 1703 stierf aan zijn verwondingen.

Roemers nazaten ook naar zee

De zonen van Roemer, Adriaan en Rommer, hadden ook zeebenen. Rommer stierf jong in 1713 in Gouda, hij had het tot luitenant-ter-zee geschopt.

Adriaan, die met Jacomine Schietspoel trouwde, kreeg eind oktober 1712 een zoon die naar zijn grootvader werd vernoemd. Adriaan zelf promoveerde tot commandeur-ter-zee, maar schreef voor zover bekend geen grote daden op zijn conto.

Adriaans zoon Roemer, die werd vernoemd naar zijn grootvader, bracht het daarentegen tot vice-admiraal bij de Admiraliteit van Amsterdam. Deze Roemer is tevens de man die de eigenaar werd van het Admiraalshuis op de Turfmarkt, waar admiraal Jan den Haen had gewoond. Roemer was een van de rijkste inwoners van de stad en liet het huis verbouwen en voorzien van de rococogevel die het nu heeft. Ook verzamelde hij schilderijen en had hij de grootste wijnkelder van Gouda. Roemers grootste daad was dat hij met veel branie een inspectie door een Frans eskader met zeven scheper kon voorkomen van een konvooi koopvaardijschepen dat hij met slechts drie schepen bewaakte.

Na zijn aanstelling als vice-admiraal, volbracht hij als ambassadeur van de Staten van Holland een goed gedocumenteerde missie van tweeënhalf jaar lang naar ondermeer Noord Afrika, waarvoor hij een degen met een gouden gevest kreeg van stadhouder prins Willem V van Oranje. Hij had ook de buitenplaats Zeeland in Hazerswoude, waar hij paarden fokte. Hij overleed ongehuwd in 1774 in Gouda en werd daar met pracht en praal begraven. Voor zijn dienstbode liet hij een legaat van 80.000 gulden na, een fortuin in die tijd.

Schilderij: Zeeslag in 1677 Slag bij Tabago, waar Vlacq in de haven Scarborough bij Trinidad zijn eigen schip opblies.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.