1820-1893 Met Jan Smits verdween Ambachtsheerlijkheid Nieuwerkerk aan den IJssel

Gepubliceerd op 29 april 2022 om 17:32

Na een lange tijd eigendom van de stad Gouda te zijn geweest, kwam in 1848 de Ambachtsheerlijkheid Nieuwerkerk aan den IJssel in handen van een particulier. Jan Anthonie Smits was de enige en laatste ambachtsheer die trots gebruik kon maken van de titel Heer van Nieuwerkerk. Eerder was de heerlijkheid altijd een combi Capelle en Nieuwerkerk geweest, waar in het begin ook Moordrecht onder viel. Met zijn overlijden verdween de ambachtsheerlijkheid, want Smits van Nieuwerkerk bepaalde testamentair dat de ambachtsheerlijkheidsrechten na zijn overlijden moesten worden vernietigd en zo geschiedde na zijn overlijden in 1893.

Wie was deze laatste Heer van Nieuwerkerk?

Jan Anthonie Jansz Smit van Nieuwerkerk altijd in vol ornaat 


© Rob Stolk (HIJM) schreef dit voor de Historische Vereniging Nieuwerkerk aan den IJssel 


1666-1848 Ambachtsheerlijkheid Capelle Nieuwerkerk van Gouda

Nieuwerkerk aan den IJssel viel eerst onder de ambachtsheerlijkheid Capelle en Nieuwerkerk aan  den IJssel. Catharina t Kint de Roodenbeke had deze ambachtsheerlijkheid in 1666 aan Gouda verkocht en sindsdien werd het gebied gecontroleerd door het stadsbestuur van deze stad. Het stadsbestuur kon zo de schout en schepen binnen de regio benoemen, bepalen welke predikanten het in de parochies voor het zeggen kregen en rechtspreken over geschillen.

Met de komst van de Bataafse Republiek en de Code Civil van Napoleon werd de macht van de eigenaren van de ambachtsheerlijkheden ingeperkt. Na de Franse tijd waren alle bevoegdheden bij de door de burgers gekozen gemeentebesturen terecht gekomen en die kozen zelf een burgemeester en secretaris. De rechtspraak kwam bij onafhankelijke rechters. Toen Artikel 4 van de Grondwet in 1848 onder Koning Willem II in werking trad, vervielen ook de laatste heerlijke rechten om personen voor te dragen of aan te stellen en daarmee het recht om hiervoor vergoedingen te eisen bij de inwoners van de heerlijkheid. Voor de gemeente Gouda was het al met al niet lucratief meer om de ambachtsheerlijkheden aan te houden. Ambachtsheerlijkheid Capelle ging naar de eigenaar van t Slot van Capelle en de ambachtsheerlijkheid van Nieuwerkerk werd op 31 mei 1848 publiek geveild. 

1848 Dordtenaar koopt Nieuwerkerk voor zijn zoon Jan

De rentmeester van het Dordtse krankzinnigenhuis Jan Hermanus Smits kreeg lucht van de veiling van de ambachtsheerlijkheid. Hij vond de toevoeging ,van Nieuwerkerkaan zijn veelvoorkomende familienaam kennelijk wel sjiek en deed een bod. 

Zijn vrouw Krijntje Maria Roest kon vervolgens trots zijn, want hij won de bieding en kwam thuis met de titel Heer van Nieuwerkerk op zak. Veel inbreng kreeg hij daarmee niet in het Nieuwerkerkse. Een ambachtsheer had toen alleen nog het zogenaamde collatierecht. Dat betekende dat hij, naast de plaatselijke overheid, de aanstelling van de door de kerkenraad beroepen predikanten moest goedkeuren (approberen).

Het is zeer goed mogelijk dat hij daar niet aan toegekomen is en het ambacht direct aan zijn zoon Jan Anthonie cadeau deed, want die noemde zich direct na de koop Smits van Nieuwerkerk.

Na het overlijden op 28 maart 1857 van zijn vader, was Jan Anthonie Smits van Nieuwerkerk in ieder geval zeker de ambachtsheer van Nieuwerkerk aan den IJssel. 


Jan Anthonij Smits van Nieuwerkerk in het uniform van commandant van de schutterij met de versierselen van officier in de orde van de Eikenkroon. Foto op kabinetsformaat van F. Carlebur uit 1873 (Regionaal Archief Dordrecht 551_50719).

Jonge Jan

Jan Anthonie profiteerde van de nieuwe wind die door Nederland waaide. Qua aanleg deed hij niet veel onder voor zijn vader en ging naar de lagere school van de net opgerichte Maatschappij tot Nut van t Algemeen. Daarna studeerde hij tot zijn zestiende buitenlandse talen. Als jongeling werd hij tot het tekengenootschap Pictura toegelaten om zijn tekenvaardigheid verder te ontwikkelen. Hij bekleedde daar diverse bestuursfuncties. 

Op aandringen van zijn ouders ging hij na zijn talenstudie op een notariskantoor werken, waar hij bleef tot hij in 1844 zijn rechtenstudie had afgerond en zich kandidaat-notaris kon noemen. Drie jaar eerder had zijn vader al geregeld dat hij substituut-rentmeester bij het krankzinnigengesticht kon worden, zodat hij hem bij kon staan bij zijn werkzaamheden.

Net als zijn vader voelde hij zich het meest bij de Oranjegezinde liberalen thuis. Volgens de mensen die hem hebben gekend was hij plus royaliste que le roi. Interesse voor kunst en wetenschap was hem met de paplepel ingegoten.

Liefhebber ruitersport

Johan Anthonie was sportiever ingesteld dan zijn vader. In 1843 was hij medeoprichter van de Dordrechtsche Rijschool, waarvan een groot gedeelte van de stedelijke elite lid werd.

Hij stond graag op de voorgrond en maakte tijd om bestuurlijke taken op zich te nemen. Als een filmster liet hij zich fotograferen in militaire outfits. Hij genoot van toneel, was lid van de lokale toneelvereniging, en vond het leuk mee te spelen in ruiterstukken.

Een jaar voordat hij met Jacoba trouwde, in 1846, werd hij ook een bevlogen lid van de stadsschutterij.

Bij de rijschool ontwikkelde hij zich tot een vaardig ruiter die carrousels ontwierp voor wedstrijden en decors voor de ruiterfeesten. Bijvoorbeeld in maart 1848: de leden speelden een gekostumeerd toernooi na, zoals 800 jaar eerder opgevoerd bij een bezoek van graaf Dirk IV van Holland aan Luik.

Maatschappelijke functies

Na het overlijden van zijn vader in 1857 werd Jan Anthonie door de gemeente aangesteld als secretaris-rentmeester van het Geneeskundig Gesticht voor Krankzinnigen. Hij kreeg voor deze directiefunctie een vast inkomen van 800 gulden per jaar.

Bij de Dordtse schutterij promoveerde hij al snel tot majoor. In 1861 werd hij majoor-commandant, in 1874 luitenant-kolonel.

De heer van Nieuwerkerk, die dit als vrijwilliger deed, droeg graag een militair uniform, zo ook bij de loting en keuring van dienstplichtigen door de militieraad, waar hij vanaf 1862 secretaris was en vanaf 1871 voorzitter.

Bestuurlijk was hij eveneens actief bij de plaatselijke Kamer van Koophandel.

Dat hij retorisch goed onderlegd was en politiek wat wilde betekenen, bewees wel hij toen hij in 1864 statenlid werd van de Provincie Zuid-Holland.

Vrijmetselaar en kerkvoogd

Dat Jan Anthonie spiritueel bezig was en maatschappelijk betrokken, bleek toen hij in 1866 lid werd van de Dordtse loge van vrijmetselaars.

In 1869 werd hij kerkvoogd van de Hervormde gemeente. Klaarblijkelijk waren de luthers-roomse wortels geen belemmering voor deze keuzes.

Zijn inspanningen vielen op; koning Willem III beloonde hem hiervoor in 1871 en benoemde hem tot Officier in de Orde van de Eikenkroon, een voorloper van de Orde van Oranje-Nassau.

Net als zijn vader was Jan Anthonie geïnteresseerd in cultuur en geschiedenis, vooral die van Dordrecht. Hij hield lezingen en schreef er artikelen over. In 1874 publiceerde hij voor Pictura zelfs een schildersboek met gegevens van Hollandsche en Vlaamsche kunstschilders, beeldhouwers, graveurs en bouwmeesters in Dordrecht geboren of gewoond hebbende van den vroegsten tijd tot op 1 october 1874.

Het roer om

Zijn vrouw Jacoba stierf in Den Haag in 1877, kinderloos. Smits van Nieuwerkerk kreeg geen erfgenamen

Haar heengaan was voor Jan Anthonie kennelijk reden om de bakens te verzetten. Hij vroeg in 1879 eervol ontslag aan als secretaris en rentmeester bij het krankzinnigeninstituut, om militiecommissaris van het vierde militaire district in Zuid-Holland te worden. Bij zijn eervolle ontslag uit die functie drie jaar later, mocht hij zijn uniform met rangonderscheiding blijven dragen.

Hij was nu 62 jaar oud en gepokt en gemazeld als bestuurder. Misschien daarom nam hij afstand van het collatierecht waar hij in Nieuwerkerk als ambachtsheer recht op had. Met de doleantie die kort daarop de gemoederen in de protestantse Nieuwerkerkse parochie zou beroeren, hoefde hij zich niet meer te bemoeien.

Handtekening Smits van Nieuwerkerk in 1885

Ambachtsheerlijk mee in het graf

Smits van Nieuwerkerk werd in 1893 geveld door een astmatische aandoening. Zo erg dat hij zich op 10 oktober terug moest terugtrekken als statenlid. Een week later stierf hij.

Op 20 oktober werd hij op een bescheiden manier op de Algemene Begraafplaats in Dordrecht ter aarde besteld. Met hem ging de ambachtsheerlijkheid Nieuwerkerk aan den IJssel ter ziele, want dat had hij zo in zijn testament zo geregeld. Aan de gemeente liet hij 250 gulden na.

Culture betekenis

Smits van Nieuwerkerk bezat een rijke collectie boeken, kaarten, prenten en tekeningen op historisch gebied. Veel daarvan had hij van zijn vader geërfd. Als actief lid van het Zeeuws genootschap der Wetenschappen, schonk hij een verzameling historische tekeningen van Middelburg aan die stad. De stad Groningen schonk hij een collectie historische kaarten en prenten van Groningen. Schenkingen waren er ook voor het Penningkabinet in Leiden, het Algemeen Rijksarchief kreeg ondermeer oude handschriften.

Hij was ook actief bij het Nederlandsch Genootschap voor Munt- en Penningkunde. Zijn imposante verzameling en zijn kennis op dit gebied was in Nederland en België bekend. Het munt- en penningkabinet van de Leidse universiteit vroeg hem advies voor de samenstelling van de negendelige serie over de munten van de Nederlanden. De unieke verzameling penningen en de gouden en zilveren munten van Smits van Nieuwerkerk werd op zijn verzoek in 1894 geveild.

Alleskunner

In de lijst van beroemde Dordtse personen die naam hadden gemaakt op het terrein van wetenschap en kunst die hij publiceerde, omschreef hij zichzelf als liefhebber teekenaar-landschapsschilder, kunstverzamelaar, oudheid- en penningkundige, schrijver en atlasverzamelaar over de geschiedenis van Dordrecht. Ook de rang bij de schutterij stond erbij.

Ter ere van hun 25-jarig huwelijksjubileum, in juli 1871, liet Smits een zilveren gedenkpenning slaan. Op de voorzijde afgebeeld de familiewapens van de echtelieden en op de achterzijde zijn c.v. en de naam en geboortedatum van zijn vrouw.


Allemaal Jantjes Smits

Het is erg verwarrend dat deze veelvoorkomende familienaam Smits zo verknocht was aan de voornaam Jan. De ene Jan Jansz duikelt over de ander. Niet alleen binnen de familietakken, maar ook in functies waarin ze hun vader opvolgden. Het is daardoor bijzonder lastig om alle Jannen Smits goed te plaatsen.

Verwarrend wordt het helemaal als blijkt dat eerder, in 1782, een Jan Jansz Smits de ambachtsheerlijkheid Ouderkerk aan den IJssel kocht en dat er Janszonen Smits als steenbakkers in Moordrecht en Gouderak opereerden. Je zou denken dat er banden waren, maar het lijkt erop dat deze Smits-takken geen familiebanden hadden.


Ouders van Jan Anthonies Smits

Jan Anthonies vader Jan Hermanus Smits (1775-1857) was wat we nu een hoogbegaafd kind zouden noemen. Op zijn tiende ging hij al als bediende bij een graanhandelaar aan de slag, omdat zijn scholing op Hollandse en Franse scholen was afgerond.

Op zijn 16e werd hij klerk bij de baljuw van Beierland en de hoofdofficier van Dordrecht.

Een jaar later kreeg hij er de controle over de tol van Geervliet bij en werd hij verantwoordelijk voor de administratie van het stedelijke armenhuis.

Omdat hij Oranjegezind was, werd hij bij de komst van de Bataafse Republiek uit zijn publieke ambten ontheven, maar hij bleef niet werkeloos. Door zijn administratieve talenten werd hij al snel beheerder van stichtingen, fondsen en boedels. Tot zijn dood bleef hij rentmeester van het krankzinnigen- en verbeterhuis in Dordrecht, zijn zoon zou hem daar opvolgen.

Smits huwde in 1805 de Tilburgse Sophia van der Poll die vier jaar later overleed. Hij huwde een tweede keer in 1812 met de Dordtse Krijntje Maria Roest. Zij werd de moeder van de ambachtsheer van Nieuwerkerk.

Lid Physisch Gezelschap en auteur

Voor kunst en wetenschap had vader Jan veel belangstelling. Hij was actief bij het Physisch Gezelschap, waar hij lezingen hield. Hij beheerde de archieven van de stad en de gestichten in Dordrecht. 

Een belangrijk werk van zijn hand was het jubileumboek over de Sint Elisabethsvloed dat 400 jaar verscheen na de ramp die de Zuid-Hollandse Waard in 1421 verzwolg. Hij maakte ook indruk met zijn verhandeling over de oude stad, de eerste bevolking en vroegste geschiedenis van Zuid-Holland met de stad Dordrecht in het bijzonder, dat in 1824 verscheen.

Hij verzamelde jarenlang de stof voor een geschiedkundige beschrijving van de stad, waarvan hij fragmenten voorlas en publiceerde. Een project dat hij samen met dr. G.D.J. Schotel aanpakte, om de stad Dordrecht in platen en facsimiles uit te geven, moest vanwege de hoog oplopende kosten na een aantal delen worden gestaakt.


Ambachtsheer van Nieuwerkerk ±1877

Bronnen en literatuur

  • Biographisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde – F. van Jos (1888-1891)

  • Golderake Bulletin no. 32 - (juli 2005)

  • Met veel Volcx in Vreugt, Adri en Mieke den Boer (1973) Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek Deel 4 Sijthof, den Branden, J.G. Frederiks (1914)

  • Uittreksels uit de transport- en hypotheekakten 1638-1720 (oud-rechterlijk archief Ouderkerk aan den IJssel inv.nrs. 21 – 27)

  • Regionaal Archief Dordrecht, artikel van Cees Esseboom (juli 2015 (www.regionaalarchiefdordrecht.nl/biografisch-woordenboek/jan-anthonij-smits-van-nieuwerkerk)

  • Regionaal Archief Dordrecht 551_50719

  • Stambooom Stoffels (www.genealogieonline.nl/stamboom-stoffels/I4745.php)

  • www.openarch.nl/hua:609C5BBD-0A58-4642-E053-4701000A17FD

  • www.rijksmuseum.nl/en/collection/NG-VG-1-4260

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.