Wij bieden niet alleen wetenswaardigheden en nieuws over recreatie en uitgaan in de Hollandsche IJsselregio, maar ook over bezienswaardigheden, cultuur, ontstaansgeschiedenis en natuur.

Deze site moet langzaam uitgroeien tot het virtuele ecomuseum van de Hollandsche IJssel in Zuid-Holland. Dus van Haastrecht tot aan de Nieuwe Maas. Wie ideeën heeft, of iets te melden, kan zijn bericht of beeldmateriaal sturen via deze link


ACTUEEL

De regionale actualiteiten en activiteiten op gebied van cultuur, groen en andere recreatieve dingen vindt je bij onze Facebookgroep HIJM.info


Week 52 1595

1595-1613 Jan Daemesz. de Veth

Schilder Jan Daemesz. de Veth werd in 1595 Leiden geboren en trok in 1613 waarschijnlijk net als de Gouwenaar Wouter Crabeth II, via Frankrijk naar Rome om zich daar als schilder verder te ontwikkelen. Na zijn terugkeer in Nederland vestigde hij zich in Gouda, waar hij diverse schutterstukken schilderde.

In 1620 trouwde hij met Adriana Philips Faverisdr. Ze betrokken een woning aan de Molenwerf. Hij had net het plan opgevat om zich te bekwamen in graveren toen hij overleed, ongeveer 30 jaar oud als slachtoffer van de pestepidemie van 1625.

De Goudse historicus Ignatius Walvis beschrijft dit als volgt:
"Hy hadde voor het plaatsnijden te leeren, doch wierde in 't jaar 1625 oud ontrent dertig jaaren, van eene besmettelijke ziekte aangetast, en overwonnen."

Lees meer »
Week 52 1594

1594-1644 Wouter Pietersz Crabeth II

Crabeth II werd geboren in 1594 als kleinzoon van de Goudse glazenier Wouter Crabeth I en zoon van schepen en burgemeester Pieter Woutersz Crabeth. Hij leerde het schilderen van Cornelis Ketel, waarna hij in 1613 (net als zijn Leidse collega Jan Daemesz. de Veth) via Parijs en Aix-en-Provence naar Italië vertrok om met als bijnaam ‘De Almanak’ lid te worden van het schildersverbond de Bentvueghels. Crabeths werk werd daardoor zeer zeker beïnvloed door Italiaanse meesters schilders als Caravaggio. Crabeth werd in Italië vanwege zijn afkomst Wouter van der Gou genoemd.

In 1626 keerde hij terug naar Gouda en om daar lid te worden van de schutterij. Twee jaar later trouwde hij met Adriana, dochter van de toenmalige burgemeester Gerrit Vroesen, die in datzelfde jaar door Wouters vader Pieter werd opgevolgd. Als kapitein van de schutterij maakt Crabeth het wrede Beleg van ’s-Hertogenbosch in 1629 mee.

In opdracht van pastoor Petrus Purmerent heeft hij dan al altaarstukken geschilderd voor de Sint-Jansparochie en het Catharinagasthuis, beide stukken zijn te zien in Museum Gouda en het Rijksmuseum. In 1631 en 1641 maakte hij nog twee altaarstukken voor de Johannes de Doper kerk. Crabeth was de belangrijkste Goudse schilder in de Gouden Eeuw. Hij overleed in 1644 en werd opgevolgd door zijn leerlingen Jan Ariens Duif, Dirk de Vrije, Adriaen Gerritsz de Vrije (zijn schoonzoon), Jan Govertsz Verbijl, Jan Verzijland en Aert Van Waes.

Het schilderij De Ongelovige Thomas uit de collectie van Museum Gouda hangt te leen in het Rijksmuseum

Lees meer »
Week 43 1578

1578-1636 Goudse weeskinderen moesten werken van de Aalmoezeniers

Weeskinderen in Gouda werden opgevangen in het Weeshuis. Als ze ouder dan tien jaar waren moesten ze weven en spinnen, met het idee dat ze tot ze volwassen waren een vak leerden om te voorzien in de arbeidskrapte van die tijd. Die situatie duurde van 1578 tot 1636. 

Weeskinderen die niet van poorters (Goudse burgers), of ouder dan tien jaar waren, konden niet terecht in het Heilige Geestweeshuis. Ze werden daarom in pleeggezinnen geplaatst.

De aalmoezeniers, die zich bezighielden met armenzorg, vonden dit een ongewenste situatie, want ze wilden dat de wezen een vak leerden. Ze overtuigden het stadsbestuur en kregen in 1578 het Molkenhuis aan de Patersteeg ter beschikking, een onderdeel van het Heilige Geesthuisweeshuis.

Voor een paar duizend gulden werden weefgetouwen gekocht en een werkmeester aangetrokken die erop moest toezien dat ze het spinnen en weven onder de knie kregen. Een jaar later kon het wees- en werkhuis aan de Patersteeg worden geopend. In 1586 werd de aalmoezenierskamer opgericht met regenten die belast waren met de armenzorg.

De aanwas werd groter, daarom werd in 1599 het nieuwe Aalmoezeniersweeshuis in gebruik genomen. Uit de stadskas werden extra weefgetouwen en bedden aangeschaft, zodat 24 kinderen uit pleeggezinnen hier onderdak konden krijgen en een beroep als spinner of lakenwever konden leren.

De werkverschaffingsformule werkte niet. We kunnen nu slechts raden waarom: was het werk misschien niet voor alle kinderen weggelegd? Of ervoeren commerciële lakenateliers het als oneerlijke concurrentie? In ieder geval veranderden de inzichten en werd in 1636 de werkplaats opgeheven en in gebruik genomen door Franse schoolmeesters.

Wat we ook weten is dat de kinderen kerkten in de Sint Janskerk, waar ze hun eigen plek hadden ver van de kansel, waardoor ze de preek nauwelijks konden volgen.

Het aantal bedden in het Aalmoezeniersweeshuis was al snel te klein. De regenten besloten daarom de ernaast gelegen pandjes aan de Spieringstraat te kopen, waardoor ze in 1643 konden uitbreiden. Het overgebleven poortgebouw dat toegang geeft tot de binnenplaats werd daar ook gebouwd.

De meeste stukken uit die tijd zijn verdwenen door de komst van de Bataafse Republiek. De zittende regenten werden door het nieuwe stadsbestuur ontslagen. Daardoor kunnen we nu alleen schatten dat er meer dan honderd jongens en meisjes waren gehuisvest.

Lees meer »
Week 01 1576

1576-1679 Van Nassaus van Heerlijkheid de Lek

Een groot deel van de Krimpenerwaard behoorde in de Gouden Eeuw toe aan de Van Nassaus. Toen prins René van Chalon van Orange, geboren als Reinhart van Nassau Breda, overleed, zorgde keizer Karel V ervoor dat René’s neefje, Willem van Nassau Dillenburg, zijn bezittingen kreeg. Ook de heerlijkheid De Lek viel hem ten deel, een groot deel van de Krimpenerwaard, met Ouderkerk als belangrijkste plaats.

Lees meer »
Week 01 1574

1574-1673 Zwarte Dood in Gouda

In de jaren 1574, 1625, 1636 en 1673 heerste er de pest in Gouda.  Voor de slachtoffers werd in 1614 op de plaats van het hoofdgebouw van het leegstaande Maria Magdalenaconvent (nummer 22 op stadskaart uit 1585) aan de Varkensmarkt een pesthuis gebouwd. De kapel werd afgebroken en gebruikt om het middenschip van de Sint Janskerk te verhogen.

Lees meer »

1574 De dijk kreeg 16 gaten om door de polders te kunnen varen bij ontzet van Leiden

De Tachtigjarige Oorlog ging niet onopgemerkt aan de Hollandsche IJssel voorbij. Met name de boeren werden getroffen, toen de boel onder water ging om Leiden te ontzetten. De jonge Staten van Holland, onder leiding van stadhouder prins Willem van Oranje, namen woensdag 30 juli 1574 het besluit om met schuiten via Schieland en Rijnland naar de uitgehongerde stad te trekken dat door Spaanse troepen werd bezet. De dijk langs de Maas en Hollandsche IJssel tussen Rotterdam en Gouda moest daarvoor op 16 plekken deels worden afgegraven om het polderland rond Leiden onder water te kunnen zetten. Dit stuk zeedijk werd bewust gekozen, omdat vanaf daar nog zoetwater kon worden ingelaten, anders zou de schade aan de landbouwgrond niet te overzien zijn.

Het was aan dijkgraaf Adriaan van der Does van Schieland en zijn vijf heemraden om te beslissen waar de doorbraken moesten komen. Het werk werd gedaan door de geuzen onder leiding van Willem van Palensteijn en Daniël van Wijngaarden. Een van die locaties wordt in Capelle gemarkeerd met een herdenkingsmonument in de vorm van een dukdalf.

Willem van Oranje kwam op 3 augustus persoonlijk langs. Hij werd vergezeld door staatsadvocaat Paulus Buys en andere heren van de Staten van Holland.

Het was dat jaar een prachtige zomer en het graan in de polders stond er goed bij. De boeren in Schieland en Rijnland waren dus helemaal niet blij met de gekozen oplossing. De geuzen, die nog maar pas de touwtjes in handen hadden, hadden geen vertrouwen in de gedupeerde landpachters. Om te voorkomen dat ze de molenaars zouden omkopen of dwingen om de polders droog te malen, werden de molenzeilen door de waterschappen geconfisqueerd.

De waterstanden in de Hollandsche IJssel bleven echter te laag voor het inundatieplan. Het beetje water dat de polder inliep was te ondiep om te bevaren met de platbodems, terwijl de landerijen intussen wel veranderden in rottende baggerpoelen. Door de pestepidemie die heerste, werd de gezondheidssituatie er niet beter op.

Pas op 1 oktober sloeg het weer om. De wind draaide naar het zuidwesten en wakkerde aan tot een herfststorm. Met de vloed die volgde, stuwde het water op. Toen pas liep er voldoende door de gaten om de polders blank te zetten.

De Leidse Koepoort stortte in de nacht van 2 op 3 oktober in. De Spaanse belegeraars namen de benen, bang voor een uitval van de Leidenaren en dat ze klem kwamen te zitten door het opkomende water. Zo konden de geuzen ongehinderd en veilig de stad binnenvaren met hun platbodems vol haring en wittebrood voor de uitgehongerde bevolking. Dit wordt nog steeds jaarlijks in Leiden gevierd.

De stukken Schielanddijk, die achteraf bijna twee maanden te vroeg waren afgegraven, werden na het ontzet van Leiden vlot hersteld. De polders vielen daardoor wel weer droog, maar de schade aan gewassen en gebouwen was enorm. De nieuwe overheid heeft geprobeerd het goed te maken door de vijf jaar die volgden geen honderdste penning op te leggen bij de gedupeerde eigenaren van de overstroomde gebieden.

Waar waren die 16 afgravingen destijds? Er waren toen veel aparte poldertjes met ieder een eigen boezem binnendijks en een uitwateringssluis om water uit de boezem in de IJssel te lozen bij eb. Het zou zo maar kunnen dat die als 'gaten in de dijk' werden meegeteld, want als die bij vloed open stonden stroomde het water vanzelf de polder in, in plaats van eruit.

Lees meer »
Week 01 1573

1573-1672 Sint-Janskerk de langste van Nederland

De huidige Sint-Janskerk werd gebouwd op een plek waar al eerder kerken stonden. De fundering uit de 15e eeuw, had in 1552 door blikseminslag nog een brand te verduren gehad, waardoor de kerk moest worden hersteld.

De beeldenstorm ging aanvankelijk aan deze langste kerk van Nederland voorbij, omdat het stadsbestuur trouw bleef aan koning Filips II van Spanje. Gevluchte prinsgezinden kwamen echter terug en kregen al rap de overhand in de stad en de meerderheid in het stadsbestuur. Dit besloot vervolgens om zich achter de Van Oranje te scharen onder voorwaarde dat er godsdienstvrijheid moest zijn voor beide stromingen.

Dit voorkwam niet dat drie weken later een protestantse menigte de kerk binnenstroomde om de kerk te plunderen. De meest waardevolle voorwerpen waren toen al elders verborgen. De glas-in-lood ramen van Crabeth bleven gespaard, zelfs het raam dat koning Filips II en zijn gemalin Mary Tudor aan de kerk hadden geschonken, waarop ze zelf zijn afgebeeld.

Daarna klonk het hol in de lege kerk, want de Staten van Holland verboden de uitoefening van het rooms-katholieke geloof, ondanks de gemaakte afspraken. De kerk werd in 1573 in gebruik genomen door de gereformeerden. Gelovigen tijdens zo’n dienst moesten staan of wat rondlopen, want alleen mensen die het zich konden verloven, mochten gebruik maken van de zitplaatsen.

Drie jaar lang duurde de werkzaamheden aan de verhoging van het middenschip tot op koorhoogte. Dit was in 1593 klaar. Investeringen in nieuwe glazen gingen gewoon verder. De glazen over het Ontzet van Leiden werden geschonken door de stad Delft en Het ontzet van Samaria door de stad Leiden. Ook Rotterdam en Amsterdam schonken glazen. Hoog in de dwarsbeuk, het middenschap en het torenportaal komt twaalf keer het wapen van Gouda terug.

De toren werd bekroond met een nieuwe spits waardoor het langzaam een basilicale kerk werd. Doordat de dubbele rij dwarskappen haaks aansluit op de hoofdbeuk, konden de vensters tot bijna aan het dak worden opgetrokken en ontstond een prachtige lichtwerking. Om het dak niet te zwaar te maken, kreeg het houten tongewelven.

De bouwstijl is de Hollande gotiek: sober, geen fratsen als luchtgewelven of ornamenten. Er zijn ook spitsbogen, maar ronde bogen toegepast, zoals paste in de renaissance die soberheid betrachtte.

Lees meer »
Week 29 1572

1572 Hollandsche IJsselsteden bij eerste vrije Statenverkiezingen in Dordrecht

Op 19 juli 1572 waren de eerste vrije Statenverkiezingen in de refter van het Dordtse Augustijnerklooster. Daarvoor kwamen vertegenwoordigers van de twaalf Hollandse steden die tegen koning Filips II van Spanje revolteerden, waaronder Gouda en Oudewater. Ze erkenden de soevereine prins Willem van Nassau-Dillenburg van Orange als hun stadhouder. Het autonome prinsdom Orange was een stadstaatje aan de Rhône boven Avignon dat Filips Willem erfde na het kinderloos overlijden van zijn neef René van Chalon, tevens graaf van Nassau-Breda. Namens Willem nam zijn vriend Filips van Marnix van Sint-Aldegonde deel aan het overleg. De geuzen werden vertegenwoordigd door wrede Willem van der Mark, heer van Lumey. Dit moment was ook zo’n beetje de aftrap voor de Gouden Eeuw. 

Lees meer »
Week 52 1572

1572-1648 Voordrachtskunsten Goudse rederijkers

Toen Gouda in 1572 koos voor Oranje, ging er een heel andere wind waaien en dat greep ook in op de tradities van de toneel- en dichtgezelschappen. De katholieke gemeenschap met zijn normen en waarden, waar hun uitingen, al dan niet schertsend, op waren gebaseerd, kreeg een andere invalshoek. De katholieke feestdagen waarop werd opgetreden, kwamen te vervallen.

De acteurs van deze amateurgezelschappen stonden van oudsher bekend als de rederijkers. Hun voorzitter droeg de titel keizer. Ze gaven acte de présence bij haagspelen, gehouden om geld op te halen, bijvoorbeeld voor de bouw van bejaarden-, of weeshuizen of herstelwerkzaamheden na een grote brand. Na de omwenteling werden zaken als de overwinningen van de Oranjegezinden tijdens de Tachtigjarige Oorlog door hen bejubeld.

De door de stad Gouda gesubsidieerde rederijkerskamer De Goudsbloem kreeg in 1575 gezelschap van een tweede club, die zich De Geele Fiolette noemde. Bij dit gezelschap meldden zich vooral mensen die uit Vlaanderen waren gevlucht.

Tot 1590 traden de gezelschappen niet vaak op, maar met de nieuwe keizer die De Goudsbloem kreeg werd deze club actiever. Ze namen deel aan grote haagspelen in Holland. Beide clubs deden in 1593 in Zandvoort mee en in 1596 in Leiden ten bate van de bouw van een pest- en dolhuis.

Beide clubs fuseerden in hetzelfde jaar en gingen als De Goudsbloem verder. Een jaar later gingen de rederijkers opnieuw naar het inmiddels door brand getroffen Zandvoort voor haagspelen die waren georganiseerd om geld in te zamelen.

In 1618 probeerde Vlaamse immigranten in Gouda een eigen kamer op te richten, maar een verzoek om een bijdrage van de stad werd niet gehonoreerd, daarom moest deze kamer, De Balsumbloem, zichzelf bedruipen tot 1640.

Gouda was tot 1645 vertegenwoordigd op vrijwel alle wedstrijden die in Holland werden gehouden, daarna zakte het wat in. Het frivole gedoe werd door de gereformeerde predikanten afgekeurd.

Lees meer »

1572-1699 Goudse tuchthuis was liefdadigheidsinstelling

Waar nu het schoolplein van de Casimirschool is aan de Groeneweg, stond een van de belangrijkste vrouwenkloosters van de stad: het grote Catarijnenklooster. Na de omwenteling in 1572 kwamen de Goudse kloosters leeg te staan en kregen een andere functie. Wandtapijtwevers of lissiers, die het Vlaamse Oudenaarde waren ontvlucht voor de Spaanse heersers, namen het Catarijnenklooster in gebruik. Bijgebouwen van het klooster konden een anderen functie krijgen. Zoals de paterswoning. Die kwam in 1610 in beeld om te fungeren als vrouwengevangenis om daar ‘dames die niet wilden deugen, voor een tijd vast te zetten’.

De toenmalige huurder werd de wacht aangezegd en Claas Cornelisz werd als cipier van het tuchthuis aangesteld. Waar eerder een klooster een oplossing kon bieden voor vrouwen met problemen, moest nu de overheid iets doen met dames die zich niet aan de regels hielden. Het ging iedereen toen al te ver om deze vrouwen op water en brood zetten. Daarom stelde men hen te werk in gesloten inrichtingen. Hier werd tucht bijgebracht en kregen ze taal- en godsdienstles.

De Goudse regenten die zich destijds op het project stortten, gingen niet over een nacht ijs. Ze brachten eerst een werkbezoek aan Amsterdam, om te zien hoe de overheid het daar hadden aangepakt. Na een burgemeestersberaad – Gouda had meerdere burgervaders – werd niet de populaire benaming ‘spinhuis’ op het gevang geplakt, maar ‘tuchthuis’. De werkzaamheden die de regenten voor de dames voor ogen hadden, bestonden uit meer dan alleen spinnen. De economisch belangrijke lakenindustrie in Gouda kon immers wel wat meer capaciteit gebruiken. Aan de enorme lijst met spullen die werden besteld, kun je zien dat de verbouwing en inrichting grondig werd aangepakt.

De vrouwen belandden niet alleen door een veroordeling in de instelling. Veel van hen werden op verzoek van voogden en verwanten tegen betaling achter slot en grendel gezet, omdat de familie niet met hun dwarse of losbandige gedrag overweg konden. Deze, vaak pubers, kregen een mildere behandeling dan de delinquenten. Ze mochten hun eigen spulletjes meenemen, zelfs een bed en ze kregen lichtere taken bij de dwangarbeid die hen te wachten stond waarmee het instituut werd gefinancierd.

Een tuchthuis werd, net als het klooster voor de Reformatie, gezien als een charitatief initiatief. Het bestuur ontving dan ook donaties voor de instandhouding van he instituut. Zoals we nu een Postcodeloterij hebben in combinatie met  televisieamusement, werden toen loterijen georganiseerd en de destijds populaire rederijkersspelen voor verbouwingen of andere investeringen.

De lokale schoolmeester gaf de dames godsdienst- en taalonderwijs, want velen waren niet- of laaggeletterd.

Cipier Pieter Andriesz volgde Claas Cornelisz als ‚binnenvader’ op. Hij kreeg hulp van ‚binnenmoeder’ Sanne Joppen. De boodschap dat vrouwen, die buiten de lijntjes kleurden, hier konden worden gedropt, deed al snel de ronde. Daardoor arriveerden tijdens de verbouwing al de eerste ‚klanten’ en die werden tijdelijk ondergebracht bij de cipier thuis.

De toeloop was zelfs zo groot, dat een jaar later al uitbreiding nodig was. Dat gebeurde door aankoop van de drie woningen ernaast, zodat het tuchthuis kon worden uitgebouwd.

Dat geïnterneerden niet konden kerken, was twee regenten in 1636 een doorn in het oog. De kerkenraad stuurde Gabriël Vink, een hervormde zieken­trooster, die theologie studeerde. Hij preekte er zo nu en dan naar de leer van de protestantse kerk. Privacy was ver te zoeken, want de mannnelijke bewakers hadden toegang tot alle ruimtes.

In deze omstandigheden kwam in 1650 de ex van Rembrandt, Geertje Dirckx, terecht Ze werd in 1655 ontslagen, ondanks de straf van twaalf jaar opsluiting die haar was opgelegd.

De vrouwen hadden het druk. Ze moesten vlas kammen en kaarden, spinnen, weven en lakens spoelen voor de de lakenindustrie. Ze sliepen in hangmatten, omdat bedden teveel ruimte innamen. Het was er vies en het stonk. Lampen mocht niet aan vanwege brandgevaar.

Het Tuchthuys werd destijds als voorbeeld gezien door omliggende steden, zoals Antwerpen, omdat de instelling in eigen onderhoud voorzag.

Tussen 1615 en 1647 kwamen er ook neveninkomsten van passerende schepen, die een stuiver betaalde voor het tuchthuis. Iedere Goudse brandwijntapper betaalde zes gulden per jaar; herbergiers, tabak- en wijnverkopers drie gulden. De tolgaarder van de schutsluis droeg 15 gulden bij. Er werd ook turfbelasting geheven die 800 gulden opleverde voor de inrichting.

In 1699 stelden de regenten ook een rooms-katholieke binnenvader aan. Protesten tegen zijn aanstelling door de kerkenraad werden door de burgemeesters genegeerd.

Lees meer »
Week 52 1550

1550-1601 Jacob Willemsz Delff II (de oude)

Deze begaafde portretschilder en leeftijdgenoot van Cornelis Ketel werd rond 1550 in Gouda geboren. Zijn vader was Willem Hendricksz. Jacob trouwde met Maria Joachimsdr Nagel. Hun zonen Cornelis en Rochus werden nog in Gouda geboren, maar rond 1575 vertrokken het gezin naar Delft, waar het klimaat voor kunstschilders financieel gunstiger was. Hier werd Delff als achternaam toegevoegd en werd hun jongste zoon Willem geboren (de vader van schilder Jacob Willemz Delff de jonge). Alle mannen Delff werden verdienstelijke Delftse portretschilders.

Van de Jacob de oude zijn twaalf werken bekend, waaronder het afgebeelde portret van zijn eigen gezin en de Verzoening van Jakob en Esau, dat in het kunsthistorisch Museum in Wenen hangt. Jacob de oude overleed op 5 mei 1601 en werd begraven in de Nieuwe Kerk in Delft.

Lees meer »
Week 01 1548

1548-1616 Cornelis Ketel

Deze begaafde, in Gouda geboren, kunstschilder Cornelis Ketel (1548-1616) kreeg zijn eerste lessen van zijn oom Cornelis Jacobsz Ketel. Op zijn 18e ging hij in Delft in de leer bij Athonie Blocklandt.  In 1565 toog hij naar Parijs en Fontainebleau. Hij keerde twee jaar later terug naar Gouda toen Frankrijk in conflict kwam met koning Philips II.

Hij was 25 toen de geuzen in 1573 Gouda bezetten, waardoor daar geen droog brood meer te verdienen was. Hij besloot zijn geboortestad te verlaten om in Londen voor het Engelse hof te gaan werken.

Volgens het RKD trouwde hij in Londen in 1573 met Aeltje Gerritsdr. De twee zoons die ze kregen, Raphaël en Andries, stierven eerder dan hun vader.  

Hij keerde in 1581 terug naar Holland, maar niet naar Gouda, waar nog steeds crisis heerste. Hij vestigde zich definitief in Amsterdam, waar hij niet alleen ging boetseren en schilderen, maar ook dichten.

Na het overlijden van Aeltgen in 1606, hertrouwde hij op 4 oktober 1607 met Aeltje Jans. In 1616 overleed hij.

Volgens de Goudse geschiedschrijver Ignatius Walvis was Ketel familie van de echtgenote van de bekende Goudse glasschilder Wouter Crabeth. Zijn kleinzoon Wouter Pietersz Crabeth was een leerling van Ketel.

Zijn manier van werken op latere leeftijd was voor die tijd nogal onconventioneel en dat maakte indruk; hij schilderde namelijk niet alleen met penseel, maar ook met zijn vingers en voeten. Een Karel Appel avant la lettre, zou je kunnen zeggen.

In de fries van zo’n schilderij dichtte hij:

Siet, teghen de costuymen,
Met vinghers, voet en duymen,
Ben ick geschildert heel;
Toen Ketels lust my maeckte,
In gheener wijs genaeckte
My borstel noch pinceel.
Lees meer »

NIEUWS


Hollandsche IJssel verdient erfgoedlijn

De gemeenten Zuidplas, Gouda, Capelle aan den IJssel, Krimpen aan den IJssel en Krimpenerwaard en de historische organisaties willen dat de Hollandsche IJssel onderdeel worden van een erfgoedlijn. Dit legt de basis voor een integrale marketing voor de Hollandsche IJsselregio en kan watergebonden en industrieel erfgoed langs de dijken beleefbaarder maken. Cultuurhistorische verhaallijnen eindigen immers niet bij de gemeentegrenzen.

Lees meer »

Gemeente Gouda wil autoluwe Veerstal

De gemeente Gouda is van plan om de Veerstal autoluw te maken en meer ruimte te bieden aan fietsers, voetgangers en recreatie. Op korte termijn worden er tijdelijke maatregelen genomen, zoals het instellen van een maximumsnelheid van 30 kilometer per uur, aanpassingen van kruispunten en smallere rijbanen. Deze maatregelen zullen naar verwachting het aantal verkeersbewegingen verminderen. Een definitieve herinrichting met een autoluw karakter is nog niet mogelijk gebleken na een proef in 2021, omdat dit elders in de stad problemen zou veroorzaken. De gemeente onderzoekt echter de mogelijkheden om in 2030 een autoluwe Veerstal te realiseren, maar dit hangt af van andere projecten die daarvoor klaar moeten zijn en gesprekken met de provincie en de gemeente Krimpenerwaard. Het college benadrukt dat het monitoren van het verkeer en gesprekken met verschillende partijen belangrijk zijn, en de gemeente betrekt bewoners, ondernemers en belangengroepen bij het proces. De gemeente heeft ook een nieuwe website gelanceerd www.goudagoedopweg.nl waar informatie over het Verkeerscirculatieplan (VCP) en de verschillende projecten te vinden is. (Bron Kontakt Goudsepost)

Lees meer »

Boek en tentoonstelling over steenbakkerij Hitland

Wie waren de steenbakkers op Klein Hitland? Wat hebben we terug kunnen vinden van de fabriek en de mensen die er werkten en woonden? Rob Stolk stelt van de reconstructie van het verleden een tentoonstelling samen, met teruggevonden objecten van deze steenplaats, die komen uit archieven en het resultaat zijn van zoeken en donaties. Bart Belonje maakte maquettes van de drie stadia van de steenplaats.

Lees meer »

Hier draaien de steenfabrieken op: turf

In een steenbakkerij, zoals Hitland, werd turf gebruikt als brandstof. Dat kwam uit Friesland waar Lemmer een belangrijke rol vervulde voor de handel. Dat gold ook voor het Drenthse Meppel. Hier passeerden de turfschepen die in het achterland hun lading haalden.

Lees meer »

Alle vijf gemeenten willen onderdeel worden van erfgoedlijn Provincie

Het pleidooi van Gerard Hoogerwaard en Rob Stolk, gericht aan de provincie om de Hollandsche IJssel onderdeel te maken van een erfgoedlijn, krijgt inmiddels steun van nagenoeg alle betrokken organisaties uit de kernen van Haastrecht tot aan de IJsselmonding. De gemeenten Zuidplas, Gouda, Capelle aan den IJssel, Krimpen aan den IJssel en Krimpenerwaard steunen hun pleidooi. Dit legt de basis voor een integrale marketing voor de Hollandsche IJsselregio en het realiseren van kansen voor het beleefbaarder maken van watergebonden en industrieel erfgoed langs de dijken. De cultuurhistorische verhaallijnen eindigen immers niet bij de gemeentegrenzen.

Lees meer »

Buurtgroep Capelle-West wil IJssel beleefbaar maken voor recreanten

Als het aan Buurtgroep Capelle-West ligt wordt de IJsseldijk tussen de Algerabrug en het Zalmhuis met het door de overheid beschikbaar gestelde budget voor herinrichting van de Algeracorridor een zone voor langzaam verkeer.  Het effect is dat de (fiets)verkeersveiligheid toeneemt en de overlast van sluipverkeer door Kralingseveer en Capelle-West afneemt.  Aan de oever van de IJssel zien de initiatiefnemers de komst van bankjes en historische verwijzingen op informatieborden en voorwerpen/kunstwerken die verwijzen naar de watergebonden activiteiten uit het verleden. Bewoners en passanten kunnen de rivier dan beter beleven, net als aan de Dorpsstraat en Groenedijk en aan de Rotterdamse zijde rond de Van Brienenoordbrug. Dit plan wordt gesteund door HV Capelle aan den IJssel. Het is ook meegenomen in het pleidooi Hollandsche IJssel verdient een Erfgoedlijn van Hoogerwaard en Stolk.

Lees meer »

Eind van een tijdperk: Passionistenklooster verdwijnt uit Haastrecht

Afgelopen zondag was de laatste kerkdienst in de Sint-Gabriëlkerk van het Passionistenklooster in Haastrecht. De sluiting van het klooster, een eeuw na de ingebruikstelling van het gebouw tussen de Provinciale weg en de Hollandsche IJssel halverwege Haastrecht en Oudewater krijgt het van de gemeente Krimpenerwaard een nieuwe bestemming als woon-/zorgcentrum voor ouderen die het minder breed hebben. De zeven laatste geestelijken die er wonen gaan naar het Sint-Franciscusklooster in Oudewater, de kerkleden zijn overgeschreven naar de Barnabaskerk in Haastrecht. Lees ook: Passionistenklooster verdwijnt na een eeuw.

Lees meer »

Alle historische organisaties willen bij erfgoedlijn

De notitie, dat een pleidooi is richting de provincie Zuid-Holland om de Hollandsche IJssel onderdeel te maken van een Erfgoedlijn, wordt gesteund door alle historische organisaties. De instemming met de kansen die erin geboden worden van Historische Vereniging Die Goude, was de laatste die binnenkwam. Daarnaast gaf een aantal musea en andere erfgoed-instanties aan achter de aanbeveling te staan. Ook Bureau de Erfgoedwerf dat in 2017 samen met Waterrecreatie Nederland de zogenoemde Kansenkaart ontwikkelde voor de ontwikkeling van de vrijetijdseconomie in de regio door ontwikkeling van waterrecreatie en watergebonden erfgoed, staat achter de visie dat het watergebonden erfgoed meer bezoekers kan krijgen door de dijken te promoten als ontsluitingswegen, bij voorkeur voor langzaamverkeer, dan de rivierweg.

Lees meer »

Update over Oostindiëvaarders De Houtman

Omdat het VOC-verleden van de Goudse gebroeders De Houtman, waarnaar een park is vernoemd en een monument, ter discussie staat, heb ik het verhaal over de omstreden broers in de rubriek Historie->Markante personen nog eens onder de loep gehouden. Frederik de Houtman blijkt niet alleen bekend vanwege zijn soms brute optreden in De Molukken, maar ook door de nauwkeurige sterrenwaarnemingen die hij en Pieter Dirksz Keyser voor de bekende cartograaf Petrus Plancius maakten van het zuidelijk halfrond. Tot op de dag van vandaag worden de namen van twaalf sterrenstelsels, die aan de hand van deze waarnemingen zijn samengesteld, gebruikt. Ook verscheen er in Australië in 2019 een biografie over van Frederik de Houtman van de hand van zijn adept dr. Howard Gray.

Lees meer »

Historische bruggen Overtuin Bisdom van Vliet gereconstrueerd

HAASTRECHT - De drie historische bruggen in de Overtuin Bisdom van Vliet zijn door Stichting Overtuin Bisdom van Vliet gerestaureerd in orginele staat. Hiermee is de sfeer van 1923 weer teruggebracht in de tuin met Engelse landschapsstijlelementen die tegenover het Museum Paulina Bisdom van Vliet ligt. De feestelijke ingebruikstelling is zaterdag 15 oktober om 17 uur. Voorafgaand vertelt historische tuinonderzoeker Jan Holwerda in het Witte Hof over de historie en verschillende stijlelementen van de Overtuin. Markant is het familiegraf van Bisdom van Vliet en het graf van het hondje van Paulina dat in de tuin te vinden is.

Lees meer »

Waarom gaat Hollandsche IJsselkering niet dicht om zoetwater te bufferen?

Om te voorkomen dat de Hollandsche IJssel verzilt, wordt nu zoetwater vanuit het Amsterdam-Rijnkanaal ingelaten om het waterniveau in de waterschappen op orde te houden in plaats van bij Gouda uit de Hollandsche IJssel. Daarom vroegen we ons af waarom de Hollandsche IJsselkering (HIJK) op het hoogste punt van hoogtij niet dicht gaat, zodat het binnengestroomde zoetwater in de rivier kan worden gebufferd en niet richting zee verdwijnt bij laagtij? Dan kan als gebruikelijk bij Gouda worden ingelaten om het achterland te voorzien van voldoende zoetwater. We stelden de vraag aan Rijkswaterstaat en kregen snel antwoord van Jeroen Vinckers, senior adviseur assetmanger Afdeling Stormvloedkeringen.

Lees meer »

“Hollandsche IJssel moet erfgoedlijn worden”

De Nieuwerkerkse vrijwilligers Gerard Hoogerwaard (adviseur erfgoed) en Rob Stolk (HIJM) werken aan een advies dat ertoe moet leiden dat de Hollandsche IJssel wordt opgenomen in een erflijn van de provincie, zoals de Erfgoedlijn Waterdriehoek, of een eigen Erfgoedlijn. Het draagvlak uit de erfgoedsector is er zeker, menen de twee. De getijrivier was immers van essentieel belang voor de ontwikkeling van Holland. Niet alleen vanwege de rol die de rivier als transportader vervulde, met Gouda als een van de belangrijkste steden, maar ook als zogenoemde werkrivier. Op de oevers werden bakstenen gebakken, schepen gebouwd, touw, netten, kabels en doeken gemaakt. Zonder deze activiteiten zou Holland, in bijzonder het Rotterdamse havengebied, zich niet hebben ontwikkeld tot wereldspelers.

Lees meer »